De toekomst van Israël

Als de Messias terugkomt en het Koninkrijk van God begint, dan zal dat zijn in Jeruzalem en dan zal Israël niet ontbreken. Geen toekomst zonder Israël! Maar wat kunnen we nog meer zeggen over de toekomst van Israël?

Dat er een toekomst is!
Nu mag het ons verbazen dat Israël sowieso toekomst heeft. Al sedert het prille begin van haar ontstaan als volk van God, zien we een enorme vijandschap jegens Israël. Als de stammen van Israël Egypte verlaten, staat Amalek met zijn horden hen op te wachten in de woestijn. En dan zijn zij nog maar net ontsnapt aan het leger van de Farao. In Psalm 2 vraagt de dichter zich af waarom de naties van de wereld zo razen tegen Jeruzalem en berucht is Psalm 83 waarin gewag wordt gemaakt van de volken die een listige aanslag jegens Israël beramen zodat zelfs de herinnering aan Isra;el verdwijnen zal. De profeet Ezechiël spreekt over een dal van botten en schedels, beeld van het huis van Israël met als onderschrift: ‘Onze hoop is vervlogen, het is met ons gedaan.’

In Jesaja 43 lezen we dat God Israël geschapen heeft om de lofprijzing op aarde gaande te houden en een hoofdstuk verder dat de Heere hem de openbaring van zijn Woord gegeven heeft. Joden mogen vertellen aan de wereld dat er een toekomst is. Maar de machten van de wereld lijken Israël zelf die toekomst te misgunnen.
In de moderne geschiedenis zal de haat van de volken uitlopen in de Holocaust. Nog voordat de industrie van de vernietiging begint, zijn alleen al in de Oekraïne en Wit-Rusland miljoenen Joden gedood, dorp voor dorp, stetl voor stetl, doodgeschoten, verbrand, verdronken, uitgehongerd of opgehangen.
Het mag zo zijn dat in het Nazisme het oude heidendom zijn haat botvierde op het volk van God, de getuige van de Heere, maar iedereen weet dat dit kon omdat juist in de christelijke wereld de afkeer van het Jodendom een eeuwenoude geschiedenis kende. Het waren niet alleen Duitsers die werkten aan de entlösung. Anderen hielpen met enthousiasme mee.
Voor de prangende vraag waarom God het toeliet, waarom de Messias niet kwam, zou de indringende vraag gesteld moeten worden waarom wij het toelieten. Je zou daaraan gelijk de opmerking kunnen verbinden dat wij ons moeten verbazen dat er niet alleen een toekomst voor Israël is maar ook voor de kerk.

En wie om zich heen kijkt en luistert ziet dat de haat jegens het Joodse volk niet verdwenen is. Het draagt alleen een ander masker.
Het zijn de profeten van Israël zelf die vertellen dat de volkeren uiteindelijk Jeruzalem zullen tillen als een lastige steen (Zach.12), als iets wat geen plaats mag hebben in de wereld en zeker geen verheven plaats. Ook kerkmensen vertillen zich aan Sion. ‘We zijn niet tegen Joden’, meesmuilen ze, ‘maar we zijn tegen het Zionisme’. Zionisme, het verlangen van het Joodse volk om terug te keren naar het land van de vaderen, is een besmet woord, ook in het ‘politiek-correcte’ christendom. Daar branden eerbiedwaardige voorgangers hun handen liever niet aan. Ze roepen dat het wonen van Joden in Israël nog geen staat betekent, dat de profetische beloften van God zover niet gaan. Je kunt je afvragen hoever die beloften dan wel gaan, niet verder dan de terugkeer naar het land zonder eigen regering, eigen onafhankelijkheid, zonder eigen zeggenschap over de economie, het onderwijs, zonder verdediging? Wat is dat voor een vreemde terugkeer? Natuurlijk is het maar het begin van het ontluiken van de verlossing, maar het is toch volkomen in overeenstemming dat als Israël terugkeert, dan niet als weerloze prooi van de volken erom heen!
Sommige christenen zeggen dat de verguizing alleen maar stopt als Israël zich bekeert. Maar misschien staan we dichter bij de waarheid  als wij zeggen dat het pas stopt als de wereld en de kerk zich bekeert en mensen uit allerlei taal en volken de slip van een Joodse man zullen vastgrijpen en zullen zeggen: ‘Mogen wij met u gaan, want wij hebben vernomen dat de Heere met u is’ (Zach.8).

We hebben het in de kerk vaak over waken met het oog op de toekomst. Maar waken met het oog op de toekomst is niet het bestuderen van in elkaar geknutselde eindtijdscenario’s, maar bidden en vasten en het goede doen. En is dit niet het vasten wat de Heere verkiest dat wij zijn volk troosten bemoedigen en liefhebben? En dat wij ons daarin onderscheiden van de wereld?

Het feestmaal
Jesaja 25 vertelt dat de Heere in de toekomst een feestmaal zal aanrichten in Jeruzalem voor alle volken. En dat tijdens dat grootste evenement wat de wereld ooit aanschouwd heeft, de dood vernietigd zal worden, de rouwsluier die alle volkeren bedekt. En dat God dan ook de bedekking wegnemen, waarmee alle volken bedekt zijn en in die onthulling van de sluier en van de bedekking valt in de profetie het licht op drie zaken: De dood van de dood, dat is het eerste. Het tweede is dat de Heere zelf een einde maakt aan alle verdriet en zelf de tranen van onze ogen dept, maar dit ook:
de Heere zal de smaad van zijn volk van heel de aarde wegnemen. Die was dus mondiaal aanwezig, overal tastbaar, overal heeft Israël eronder geleden Knecht des Heeren te zijn. En God neemt die verguizing weg. In één keer, in Jeruzalem, tijdens het feestmaal en dan mag het Joodse volk als eerste spreken en dan getuigt zij dat dit – wijzend op de Heere – onze God is en dan roept Israël de volkeren op om in te stemmen met de lofprijzing en de vreugde om de verlossing die gekomen is (Jes.25:9). Het is de apostel Paulus die ook zal zeggen dat de lofprijzing, de liturgie van de gelovigen uit de volkeren niet op zichzelf staat, misschien wel met een eigen klank, maar zich aansluit bij de lofprijzing van Israël.

Ik denk dat we mogen zeggen dat dit feestmaal vooraf gegaan is door de wederkomst van Christus en zijn ontmoeting met zijn zusters en broeders, naar het vlees. En zoals de profetische geschiedenis van Jozef en zijn broers ons toont, zal dit een unieke gebeurtenis zijn, waarbij de volken op een afstand staan. Wij horen alleen het geween van de Messias.
De profeet Zacharia profeteert dat bij de komst van de Messias voor de poorten van Jeruzalem, de Geest der genade en der gebeden over Israël zal worden uitgestort en dat zij zullen zien Wie zij (de volkeren) doorstoken hebben. Maar ik geloof dat diezelfde Geest dan ook opnieuw ons als kerk zal doorstromen. Want ook wij zijn er nog niet. Niet alleen aan de Joden moet nog alles gebeuren, aan ons ook!
Ons denken en ons geloven is onvolkomen, onze kennis is ten dele en ook onze liefde  en onze heiligheid schiet te kort. Paulus wenst aan het einde van zijn brief aan de gelovigen in Tessaloniki dat de God des vredes, ons geheel moge heiligen en dat onze ziel en lichaam onberispelijk bewaard mogen zijn bij de komst van Christus. Maar wij hebben dat alles slechts als een gave in Christus, in zekere zin buiten ons om. Pas bij het begin van Gods koninkrijk zal dit alles zich in ons leven ontplooien.

De eredienst
De lofprijzing tijdens het feestmaal zet zich door in de eredienst in de tempel. Als we de profetie aan het einde van het boek Ezechiël volgen, zien we dat de plaats die bestemd is voor het heiligdom vele malen groter zal zijn als de huidige tempelberg. Chaim Clorfene spreekt in zijn boek over de Messiaanse tempel over 1,8km bij 1,8 km. Dat moet ook wel omdat de tempel een gebedshuis zal zijn voor alle volken (Jes.56:7).
Wie de tempel bouwen zal is bij de wijzen van Israël een vraag die verschillend beantwoord wordt. Volgens sommigen zal de Messias de tempel bouwen, met een verwijzing naar Zacharia 6:13. Volgens anderen komt het heiligdom mee met het Jeruzalem dat neerdaalt uit de hemel. Deze geleerden wijzen dan op Exodus 25:9 waar de Heere het model van de tabernakel toont in de hemel (zie ook Opb.11:19).
Weer anderen wijzen erop dat de nieuwe tempel door Israël zelf gebouwd zal worden, overeenkomstig wat geschreven staat in Ezechiël 43:11.
Men vindt uiteindelijk een samenhang tussen deze verschillende visies op de toekomstige tempel, door te verklaren dat de gloed en de geestelijke dimensie van de tempel uit de hemel nederdaalt, dat de Messias de fysieke, materiële buitenkant van de tempel bouwen zal, geholpen door de kinderen van Israël en dat de bouw van de tempel zal beginnen zodra iemand ook maar één steen van de tempel neerlegt. Naar analogie met de verplichting dat elke Jood een Torahrol moet schrijven. Men kan dit gebod gehoorzamen door één enkele letter te schrijven of zelfs door met een enkele druppel inkt een letter te volmaken, omdat de Torah niet compleet is als deze ene letter zou ontbreken.
Je zou ook kunnen verwijzen naar Jesaja 4:5 waar staat dat de aanwezigheid van de Heere, als ooit de wolkkolom en de vuurkolom, zal rusten op het gehele gebied van de berg Sion.

Hoe dan ook, we zullen het straks zien, er zal een eredienst gehouden worden en er zal een heiligdom zijn en diegenen die daarin dienst doen zijn de priesters en de Levieten van Israël. God kent wie Hij verkozen heeft uit het midden van zijn volk als dienaars in de tempel (Jes.66:21). Hun namen en hun afkomst zullen niet door de tijd verloren gaan en verdwijnen in de smeltkroes van de volken.
Bijzonder is wel dat de Heere daarbij belooft dat de volken zijn volk zullen thuis brengen naar Jeruzalem en dat Hij ook uit hen sommigen tot priesters en tot Levieten zal maken (Jes.66:21).

Als we spreken over de toekomst van Israël, moeten we zeggen dat straks Jeruzalem het geestelijke middelpunt van de wereld zal zijn. De berg des Heeren zal verheven zijn boven de rest van de aarde (Jes.2:2 en Zach.14:10) en dat niet alleen: De Heere zal de enige zijn en zijn naam de enige die aanbeden zal worden. Hij zal koning worden over de gehele aarde (Zach.14:9). En wij weten dat Hij dit koningschap zal uitoefenen door zijn Zoon (Opb.19:6).
De toekomst van Israël betekent de verhoging van de God van Israël en het verdwijnen van alle andere godendiensten. Wie dat beseft, begrijpt ook iets van het verzet tegen Israël door de wereldmachten.

De inzameling
Juda en Israël zijn verstrooid onder de volken. In feite is dat al begonnen met de Assyrische en later de Babylonische ballingschap. Na de verwoesting van de tempel en de twee oorlogen met Rome zou de diaspora vergroot worden. Maar ook daarvoor al zouden veel Joden het land verlaten. Zo telde in de eerste eeuw van onze jaartelling het moderne Alexandrië, de hellenistische metropool in Egypte, een Joodse wijk met een miljoen inwoners. Ook vandaag bestaat de Joodse diaspora nog. Het is waar dat de Heere na de Shoa een keer gebracht in het lot van zijn volk en dat velen zijn opgetrokken naar het land waar God hen ooit samenbracht, zijn persoonlijke erfdeel. Soms ging dat met vreugde, maar heel vaak ging het ook met tranen. In 1948 werden bijna een miljoen Joden verdreven uit de Arabische wereld. Maar nog niet iedereen is teruggekeerd. En toch zal dat gebeuren. Volkeren zullen hen op handen dragen en thuis brengen en Jezus vertelt dat met zijn komst ook de engelen de uitverkorenen zullen inzamelen (Matt.24:31) ‘van de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere’.
De profeet Jesaja vertelt dat Jeruzalem, beroofd van kinderen, zal uitroepen: Wie heeft deze kinderen gebaard en wie heeft hen grootgebracht?! (zie: Jes.49:20-21).

Het is belangrijk om te zeggen dat de terugkeer naar het land geen abnormaliteit is. Bijbelse gezien hoort Israël in het land van hun vaderen. Daar mag geen misverstand over bestaan. De kinderen van Israël zijn niet door God geschapen om door de wereld te zwerven. Dat is wel zo geweest, maar hooguit als iets voorlopigs.
Het is opmerkelijk dat het wat Europa betrof nagenoeg samenviel met de komst van het Evangelie, alsof de kinderen van Israël daar wel móesten zijn, waar de Naam van de God van Israël vernomen werd.
Maar nu Gods Woord bijna overal is vernomen, is de tijd aangebroken dat Israël thuis komt en dan ook heel Israël, alle stammen. Die zullen er ook zijn. Jezus zelf zegt dat zijn discipelen de twaalf stammen van Israël zullen regeren (Matt.19:28). Jesaja 11 zegt dat niet alleen de zonen van Juda en Israël vergaderd zullen worden maar dat dan ook hun onderlinge rivaliteit zal verdwijnen.
Omdat zoveel kinderen van Israël terugkeren, zal het land zich uitbreiden tot aan de grenzen die de Bijbel zelf aangeeft. In eerste instantie het grondgebied van de twaalf stammen, wat opnieuw zal worden verdeeld zoals Ezechiël 48 laat zien. Zacharia spreekt over een deel van de Libanon (Zach.9:10). Jesaja 26:15 zegt biddend dat de Heere de grenzen van het land verwijd heeft en dat Hij zich daarin verheerlijkt heeft.
Het land zal zich in de toekomst nu zelfs uitstrekken tot aan de Eufraat. 

Een nieuwe wereld
In het komende koninkrijk van God zal de shalom ook neerdalen op de schepping. De wolf en het lam zullen samen weiden (Jes.65:22) en de woestijn zal bloeien als een roos. Het herstel van de schepping zal allereerst te merken zijn in Israël, daar zal de tempelbeek zelfs de Dode Zee weer tot leven wekken. En aan die beek zullen bomen staan, waarvan de bladeren elke ziekte zullen genezen (Ez.47:12).
De Bijbel schetst ons een heel aards en natuurlijk beeld van het Koninkrijk van God. Dat geldt niet alleen voor het Oude Testament trouwens. Ook Paulus spreekt over de schepping die rijkhalzend uitziet naar de komst van de Messias, in de wetenschap dat zij dan bevrijd zal worden van haar vergankelijkheid (Rom.8).

Het is opnieuw Jesaja, die openbaart dat de vrede zich zal uitstrekken over alle volken. Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen en de oorlog niet meer leren (Jes.2). En dat alles omdat er nog maar Eén Koning is, Eén gezag, Eén internationaal gerechtshof, niet in den Haag maar in Jeruzalem, waar de Messias presideert.
Maar ook omdat uit Jeruzalem de Torah de wereld in gebracht zal worden. Israël zal in alle heerlijkheid dat zijn, wat zij al vanaf het begin is, getuige van God. De Heere heeft zijn volk immers verkoren om niet alleen zijn Woord op te tekenen maar er ook van te getuigen.  Ik kan me er geen voorstelling van maken hoe dat zal zijn, ik spreek de Bijbel alleen maar na, maar het zal gebeuren. En ook de volken zullen optrekken naar Sion om onderwezen te worden in de wegen en inzettigen van de Heere (Jes.2:5).

Epiloog
Schrijvend over de toekomst van Israël, merk ik dat ik woorden te kort kom, maar niet in de laatste plaats omdat ik de heerlijkheid van Gods koninkrijk niet omvatten kan. Mijn kennis schiet te kort. Maar wat ik zie zijn de voortekenen: Israël is al bezig om de wereld met haar vruchten te zegenen (Jes.27:6), er is al een plantengroei waar iedereen versteld van staat (Ez.34:29), de stammen van Israël komen thuis, veel christenen zien om naar Jeruzalem en het Joodse volk, Judea en Samaria leven in liefde met elkaar. Maar ook dit: het verzet laait weer op in de wereld tegen wat God gaat doen.
Maar laat één ding bij dit alles duidelijk zijn: Israël is geen naam uit het verleden. God heeft gezegd dat zijn naam voor eeuwig ‘De God van Abraham, Isaak en Jakob’ is. Er mag nog van alles gebeuren, bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, er zullen plagen zijn en aardbevingen, er zullen oorlogen zijn dan hier en dan daar, de liefde zal verkillen en mensen zullen meer liefhebbers zijn van genot dan van God, maar als de grote wedergeboorte heeft plaatsgevonden (Matt.19:28) en de heilsgeschiedenis zijn doel bereikt heeft, zal Israël niet verdwenen zijn. De Heere zal niet tronen in Jeruzalem zonder de Joden. Hij zal Koning zijn door de Leeuw uit de stam van Juda!
Israël moet weten dat haar Messias niet eerder zal komen voordat Gods Woord verkondigd is onder alle volken en de kerk moet weten dat zonder Israël de maaltijd niet beginnen zal.

Comments are disabled.